Van risotto heb ik nooit zo erg gehouden. Risotto? Rijstepap voor volwassenen! Hondenkots! Ondefinieerbare Italiaanse brij! En zeiden Asterix & Obelix niet al dat die Romeinen rare jongens waren? Precies. Risotto, dat at ik niet.
Tot ik een jaar of twee geleden risotto moest maken tijdens een kookcursus. Ik vond het een mooi proces, dat toevoegen van hete bouillon onder voortdurend roeren, totdat je een mooie, glanzende pap overhield. Uiteraard moest ik deze pap na bereiding ook zelf opeten en ik was verrast. Die rare pap bleek een troostend warm goedje, dat je naar believen kon pimpen met ingrediënten die je zelf lekker vond.
Blijkbaar had ik dus nog nooit goede risotto gegeten. En zoals dat gaat met dit soort domme vooroordelen, daar kom je pas vanaf als iemand je dwingt het gewoon eens te proberen. En zo was ik ineens om. Helaas betekende mijn risotto-bekering niet dat mijn gezin daar klakkeloos in mee ging. Mijn man hield voet bij stuk: risotto bliefde hij niet op zijn bord. en omdat hij een paar jaar jonger is dan ik, vergeef ik hem dat ruimhartig. Toen ik zo jong was als hij, wist ik ook niet beter…
Maar vandaag zag ik mijn kans schoon. Mijn man moest tot laat doorwerken in Den Bosch en de kinderen wilden pizza, dus er stond mij niets in de weg om een heerlijk dampend pannetje risotto met ui, knoflook, bleekselderij, Parmezaanse kaas en eekhoorntjesboord te maken en hier in alle rust alleen van te genieten. En zo ging dat dus vanavond. Ik at in mijn eentje een bakje hondenkots en ik genoot er nog van ook. Rare jongens, die veertigplusvrouwen.